Mannen in een vrouwenwereld

Print het artikel

Abonneer je nu op Kindertijd!

Mannen in een vrouwenwereld

‘This is a man’s world’, zong James Brown. Behalve dan in het onderwijs en de zorg. Kindertijd stelt acht vragen aan acht mannen die voorbij de stereotypen denken. Hoe staan zij hun mannetje in de vrouwenwereld van de kinderopvang?

Waarom doe je je job zo graag?

Ben: ‘De kinderen zijn elke dag anders. Wij zijn elke dag anders. Je raakt nooit vastgeroest. En je mag nog zo moe zijn, als de groep binnenkomt, zie je direct de lach van de kinderen of krijg je een goeiedag van de ouders. We hebben een heel zware tijd gehad. “Als ik het niet meer voel, dan stop ik ermee”, zei ik aan de ouders. Toen begon ik na te denken over waarvoor ik sta als begeleider. En dat is: de kinderen een deel van de wereld laten zien. Ik ben zelf heel erg geïnteresseerd in de natuur, in dieren en in muziek. Ik vind het fantastisch om de kinderen daar ook in mee te trekken. Als ze daar dan later nog over spreken, ben ik fier. Dan heb ik het gevoel dat ik iets heb meegegeven aan de kinderen en dat ze dat blijven onthouden.’  Bram: ‘Ik werk graag samen met kinderen. Ik heb interesse in wat ze beleven, ik wil er zijn voor hen en wil hen helpen. Als kinderen het wat moeilijk hebben met knippen, dan zal ik samen met hen onderzoeken hoe knippen werkt. Als het dan lukt, geeft dat me energie. Ik geef kinderen graag moed om door te zetten, om dingen uit te proberen, en om niet op te geven.’  Marlon: ‘Werken als kinderbegeleider is een boeiend,  persoonlijk groeiproces. Elke situatie en elk kind is anders. Het is ook zo fijn om te merken hoe je leert aanvoelen wat je groep nodig heeft, en hoe je heel zuiver leert luisteren naar wat elk kind vraagt.’ Jiri: ‘Ik haalde mijn energie als kinderbegeleider uit het feit dat ik iets kon betekenen voor de kinderen. Niet alleen door voor hen te zorgen, maar vooral ook door hen dingen bij te leren en mee te gaan in hun verwondering. Ervoor te zorgen dat ze zich goed voelen de dag door en dat ze heel zelfredzaam worden. Ik werkte in een sterke opvang die me leerde heel reflectief te zijn als persoon en na te gaan hoe je je job kan verbeteren, hoe je nog meer naar kwaliteit kan streven. We volgden vormingen en ze moedigden me aan om verder te studeren. Zo kwamen er nieuwe ideeën, waaide er een frisse wind door de organisatie.’

Wat doe je het liefst in interactie met de kinderen?

Marlon: ‘Met de kinderen werk ik heel graag exploratief, zonder een vast stramien. Het gaat vooral om luisteren naar wat de groep nodig heeft en daarop inspelen. Ik geniet van een creatief, interactief gebeuren dat ontstaat in het moment zelf. Of het nu gaat om kringmomenten vol taal of mimiek, om speels aan de slag gaan met beweging of muziek, of om materialen combineren en hen laten exploreren. Ik vind het ook belangrijk om me bij kinderen niet enkel op hun fysieke, maar ook op hun emotionele basisbehoeften te richten. Zich veilig weten, gezien worden en erkend worden in emoties zijn immers essentiële pijlers om tot zelfstandig spelende kinderen te komen, die hun grenzen verleggen binnen verschillende dimensies. Tegelijk vind ik het ook erg boeiend om gedrag te observeren. Daar valt zoveel uit te leren.’ Jiri: ‘Ik ben erg geïnteresseerd in kunst. Ik ga veel naar musea, naar opera en ballet. Ik wil kinderen daar ook in onderdompelen, want op die leeftijd leer je de wereld kennen en ontdekken. Kinderopvang moet een hele grote ondersteuner zijn in het tonen van de mooie dingen in het leven. Kunst maakt daar een groot deel van uit. Soms dreigen we dat te vergeten, omdat we denken dat kunst moeilijk is. Laat kinderen dus gewoon kennismaken met muziek, schilderijen of ballet.’ Bram: ‘Ik werkt het liefst met oudere kinderen. In de groepsopvang 0-3 voelde ik me een olifant in de porseleinkast, ook al omdat ik een grote man ben. Ik houd meer van creatieve acties – die vind je meer in de buitenschoolse – en ik zorg ook graag voor de oudere kinderen, zowel emotioneel als fysiek. Ik wil die kinderen een warm gevoel geven. Ze dagen je natuurlijk ook uit, je krijgt af en toe een weerwoord, ze doen jou nadenken. En dat betekent: overleggen, luisteren, oplossingen zoeken en het uitpraten.’

Hoe voelt het om samen te werken met zoveel vrouwelijke collega’s?

Moreno: ‘Ik ben de enige man in een team van zestien medewerkers. Het is verrijkend om een divers team te hebben. Dat gaat verder dan gender. Diversiteit is een goeie bodem om dialoog te creëren. Als iedereen zomaar “ja” zegt op alles, ben je niet reflectief genoeg. Want als je allemaal gelijkaardig bent en hetzelfde denkt, ben je dan wel kritisch genoeg? Ben je dan geneigd om samen te zitten en over de zaken te discussiëren en samen te werken aan kwaliteit? Ik denk het niet. Hoe meer diversiteit in je team, hoe beter. Ook voor de kinderen. Je krijgt andere inzichten en kan elkaar aanzetten tot een andere manier van aanpak.’ Jiri: ‘Ik werk met veel vrouwelijke collega’s, als kinderbegeleider én als coach. Dat vind ik erg positief. In het algemeen kom ik goed overeen met vrouwen. Vrouwelijke kinderbegeleiders zijn heel zorgend, en zo ben ik ook. Al nam ik wel meer het creatieve op mij. Ik was ook meer degene met wie de kinderen zot konden doen of vuil worden. Maar ik wil niet veralgemenen, er zijn heel veel vrouwelijke begeleiders die erg creatief zijn. Nu, ze zijn ook erg blij dat er eens een mannelijke coach komt, zeker als ze horen dat ik ervaring heb in de sector. “Je hebt toch een andere kijk als man in de opvang”, hoor ik dikwijls. Was ik de chou van mijn collega’s? Ze vonden het wel fijn dat ze een mannelijke collega hadden. Ze konden ook alles tegen mij zeggen. Als man kan je beter relativeren.’ Marlon: ‘Ik begeleid, samen met mijn vrouwelijke collega, onze groep kinderen. Ik voel me hierbij op mijn gemak. De sfeer van samenwerken lijkt me belangrijker dan of je nu samenwerkt met een man of een vrouw.’ Bram: ‘Ik zie collega’s als mensen met wie ik samenwerk, niet als man of vrouw. We hebben allemaal onze ideeën over opvoeden. Het is dan boeiend om in overleg tot een gemeenschappelijke visie te komen. Met mijn team werk ik talentgericht. Er zijn geen specifieke taken voor mannen of vrouwen. Ik hou niet van stereotiepe beelden en rolverdelingen. En ik hou niet van haantjesgedrag, of het nu een vrouw of een man is die dat vertoont.’

Een kinderopvang heeft geen vrouw aan het stuur nodig om goed en wel te functioneren
(Sunny Borie)

Zijn er taken die je liever of minder graag doet dan je vrouwelijke collega’s?

Brent: ‘Als er iets zwaars aankomt, zoals een meubelstuk, dan vragen ze dat wel aan mij, de man in de opvang (lacht). Maar dat vind ik niet erg, ik doe dit graag. Ik probeer ook veel humor te gebruiken, omdat ik dat ook in mijn dagelijks leven belangrijk vind. Die humor probeer ik mee te geven aan de kinderen. Ik denk dat mannen losser zijn, een andere manier van opvoeden hebben en een andere begeleidersstijl hebben dan vrouwen. Voor mij mogen kinderen gerust vuil worden door te ravotten en op ontdekkingstocht te gaan. Soms merk ik dat andere begeleiders dit niet zo tof vinden. Dat is uiteraard geen probleem. Iedereen heeft zijn eigen stijl.’ Ben: ‘Poetsen vond ik vroeger niet zo leuk. Ik speel liever poppenkast of gitaar met de kinderen. Knutselen ligt me ook minder. Mijn collega’s zijn daar veel creatiever in, we vullen elkaar goed aan. Maar dat is meer een verschil in interesses en karakter dan een verschil tussen man en vrouw.’ Marlon: ‘Drie tot vier keer per dag de spullen opnieuw ordenen, dat vind ik niet zo leuk, ook al weet ik dat het belangrijk is, want het brengt rust in de groep. Ik communiceer wel graag met de ouders. Ik vertel hun anekdotes over hun kind. Zo toon ik ook mijn betrokkenheid. Uiteraard komen de evoluties over slapen, eten, motoriek, zindelijkheid … ook aan bod. Vaak merk ik dat ouders zich zorgen maken en onzeker zijn door wat de maatschappij of hun omgeving hun vertelt: mijn kind zit niet op schema. Ik geef hun dan mee dat elk kind anders is, en dat het aan ons is naar dit kind te kijken en te luisteren vanuit zijn eigen ritme. Dus zonder verwachtingen te stellen of het kind iets op te leggen.’

Reageren de ouders soms anders omdat jij een man bent?

Ben: ‘Soms voelen ouders zich minder gerust bij mij. Ze stappen makkelijker naar een vrouwelijke collega. Ik heb al meegemaakt dat ouders het moeilijk hebben om hun kind aan mij af te geven. Dan ga ik in gesprek. Het is immers aan jou als man om de ouders op hun gemak te stellen, en te werken aan wederzijds vertrouwen. Want als ouders zich ongemakkelijk voelen bij mij, dan zetten ze dat over op hun kind. Daarom bel ik ’s middags de ouders eens op om te vertellen dat hun kind goed gegeten heeft, of toon op het einde van de dag foto’s of filmpjes van hoe fijn we gespeeld hebben.’ Sunny: ‘Op een feestje gaven enkele ouders ruiterlijk toe dat ze in het begin een man als kinderbegeleider wat vreemd vonden, maar ze me wel alle kansen wilden geven. Ik zie dat niet als een teken van wantrouwen, maar eerder als onwennigheid. Ik gaf hun aan dat ik misschien wel dezelfde reactie zou hebben. Nu zeggen die ouders dat ze me absoluut vertrouwen.’ Jiri: ‘Een ouder vond het ooit heel vreemd dat ik zelf geen kinderen had. Maar voor de rest waren de reacties zeer positief. Dat komt ook door de manier waarop je omgaat met de ouders, hoe toegankelijk je bent. Ik had mijn eigen systeem voor de communicatie met ouders: de POP-methode. Wees positief, open en professioneel naar ouders.’ Wim: ‘Ouders komen naar hier via mijn website, via reclame van hun vrienden, of zijn doorverwezen door de Dienst Onthaalouders. Als ze bij mij aanbellen, weten ze dus al dat een man de deur zal openen. Het belangrijkst is dat er tijdens het kennismakingsgesprek een klik is. Want een vertrouwensrelatie is de basis voor de goede zorg voor hun kind.’ Moreno: ‘Ik ben nooit geconfronteerd geweest met twijfels bij de ouders. De meesten vinden dat tof. Ze vinden het wel leuk als ik wat wilder doe in de opvang of een potje voetbal speel, maar heeft dat te maken met het feit dat ik een man ben? Mijn vrouwelijke collega’s kunnen dat even goed doen.’ Bram: ‘Ik heb nog geen weerstand ondervonden als man. Toch verluier ik de kinderen met de deur open. Ik wil tonen wat ik doe, ik heb niks te verbergen.’ Ben: ‘Als man in de opvang bots je soms op vooroordelen. Iemand zei me ooit: “Jij bent toch geen echte man als je die job doet.” Maar waarom zou je geen echte man zijn als je kinderen een deel van de wereld toont of wanneer je ouders bijstaat in de opvoeding van hun kind? Maakt dat jou minder man? Nee, absoluut niet.’

Komen er meer papa’s met jou praten omdat je een man bent?

Ben: ‘Nee. Als man ga ik misschien wel op een andere manier om met de ouders. Ze weten wel dat ik heel direct ben over hoe het in het kinderdagverblijf verlopen is, ook als kinderen ziek zijn of zich niet goed voelen. Ik zeg dat wel altijd op een respectvolle manier. En ik geef er ook altijd een positieve twist aan, met wat humor.’ Brent: ‘Nee, papa’s gaan mij ook niet sneller aanspreken. Daar merk ik weinig verschil in vergelijking met mijn vrouwelijke collega’s. Ouders gaan wel sneller naar iemand toestappen die daar al langer werkt. Ik was nieuw, en ze wisten dan niet goed of ze mij konden vertrouwen. Dan was het aan mij, de nieuweling, om het vertrouwen te winnen. En dat lukt best aardig. De ouders zijn nu heel open tegenover mij.’ Jiri: ‘Er waren ouders die het liefst met mij in gesprek gingen. Niet omdat ik een man ben, maar wel door de manier waarop ik me openstelde naar hen. Dat is dus niet noodzakelijk gendergerelateerd. Het is niet dat plotseling twintig papa’s naar mij toe kwamen. Ik heb ook nooit problemen ondervonden met mensen van een andere etnische origine. Ze zien mij als man, maar vooral ook als expert in zijn job.’ Moreno: ‘Het is belangrijk dat we ook met de papa’s communiceren. Papa of mama, wie om het kind komt of tijd heeft voor een gesprek, aan hem of haar geven we de info door. Ik geef dat ook zo mee aan de kinderen. Als ze vuile was meenemen naar huis, zeg ik hun: “Vraag je aan papa of mama om dat in de was te steken?” En niet: “Hier, een pakje was voor de mama!” Er zijn al zoveel genderstereotypen. Wij willen die clichés doorbreken. Wie de huishoudelijke taken op zich neemt, hangt niet af van zijn of haar gender.’

Moeten er meer mannen gaan werken in de kinderopvang?

Ben: ‘Ja, omdat je zo ook aantoont dat mannen zorgzaam kunnen zijn. Zo kan je laten zien dat het misplaatst is te denken dat het een vreemd zicht is dat een man een baby van drie maanden in zijn armen heeft en die de fles geeft. Zo kunnen we ook het taboe doorbreken dat mannen altijd stoer moeten zijn, en geen emoties mogen tonen. Veel mannen worden vader, die zorgen toch ook voor hun kinderen? Waarom zou je dan als man niet in de kinderopvang kunnen werken?’ Marlon: ‘Ik denk dat het zeker een meerwaarde kan zijn om het stereotiepe beeld van de vrouwelijke kinderbegeleider op te heffen. Het enige verschil dat ik misschien zou kunnen opmerken, is een lossere benadering als man, in een bepaald opzicht misschien minder zorgelijk en speelser? Maar ook daar denk ik dat er veel afhangt van wie je bent als mens en hoe je kinderen benadert, en dat gaat alle genderpolariteit voorbij.’ Sunny: ‘Op een bepaald moment ging Kato, mijn vrouwelijke collega, in zwangerschapsverlof. Aron, ook een man dus, verving haar. We hebben dit vooraf duidelijk aan de ouders gecommuniceerd. Zij reageerden laconiek: “So what, we leven toch in 2023?!” Mijn compagnon en ik – twee mannen dus – hebben zo een hele periode de kinderopvang gerund. En alles was dik in orde: zowel de zorg, de activiteiten, het spelen … Een kinderopvang heeft dus geen vrouw aan het stuur nodig om goed en wel te functioneren. Toch wel een prestatie waar we beiden fier op zijn.’ Moreno: ‘Het is belangrijk dat kinderen en ouders zien dat de mensen die werken in de opvang representatief zijn voor de maatschappij. Kinderen leren zo dat niet alleen vrouwen zorgdragers zijn. Maar dat mag niet de enige insteek zijn: “We steken meer mannen in de kinderopvang, en de klus is geklaard.” Neen, je hebt mensen met de juiste motivatie nodig in de opvang, los van het feit of dat nu mannen of vrouwen zijn.’

Ik richt me niet enkel op de fysieke, maar ook op de emotionele basisbehoeften van de kinderen
(Marlon Cornillie)

Praat je over je job met je vrienden?

Brent: ‘Jawel. Ze zijn geïnteresseerd in hoe het eraan toegaat in de kinderopvang, want dat weten ze zelf niet. Ik vertel vooral mijn dagplanning, hoe de dag begint en eindigt. Soms vertel ik bijvoorbeeld over de eerste stapjes van een kind. Dat vind ik zo magisch als begeleider. Je ziet hoe een kind de eerste jaren opgroeit. Dat blijft je altijd bij.’ Marlon: ‘Mijn vrienden tonen hun bewondering voor mijn creativiteit en pedagogische aanpak. Mijn zus heeft nu een kindje, en ik merk dat wat ik haar vertel over het belang om het natuurlijke ritme van het kind te volgen, haar ondersteunt en ook geruststelt. Mijn ouders hebben het wat moeilijker met mijn keuze. Zij worstelen nog met het beeld dat ik, als een kind uit het ASO, het verder had kunnen schoppen, meer had kunnen verdienen, want het blijft een karig inkomen … Vanuit hun standpunt en wat ze als ouders voor mij gedaan hebben, begrijp ik dat zeker.’