Observeren kan je leren

Print het artikel

Abonneer je nu op Kindertijd!

Kijken naar de kinderen in je opvang, dat doe je toch elke dag? Jawel, maar hen observeren, dat is zoveel meer. Je kijkt gericht, interpreteert, begrijpt wat je ziet en speelt daarop in. Maar hoe doe je dat, de kinderen observeren?

Fien zit in het gras en wriemelt er enkele minuten met haar vingers door. Aiko en Babette hurken naast haar neer, en kijken sterk gefocust naar het gras. Kinderbegeleider Karen merkt dat en is nieuwsgierig. Als ze dichterbij komt, heeft Aiko een kleine regenworm in haar handpalm. Karen hurkt ook neer. ‘Wat hebben jullie ontdekt?’ Aiko legt de regenworm in Karens hand. Samen zoeken ze verder naar kleine insecten in het gras. Karen ontdekt een slak en legt die op haar hand om aan de peuters te tonen. Er sluiten nog meer kinderen aan. Er ontstaat een boeiend gesprek tussen Karen en de kinderen.

In het bovenstaande voorbeeld lees je hoe Aiko nieuwsgierig was naar wat Fien boeide. Beide kinderen zochten geconcentreerd naar regenwormen. Karen had opgemerkt dat er iets gebeurde en ging dichterbij kijken. Daardoor sloten nog meer kinderen aan en zo ontstond er een mooie zoektocht naar kleine dieren in het gras. Je ziet ook dat door de interesse van Karen meerdere kinderen nieuwsgierig werden. De peuters en Karen werden ‘onderzoekers’. Karen speelde in op de interesse van de kinderen en verrijkte de ervaringen met woorden en haar kennis over die kleine dieren.

Karen was de kinderen aan het observeren. Ze keek gericht naar een paar kinderen, omdat ze iets wou weten en wou begrijpen wat er gebeurt. Spontaan denk je als begeleider: ik kijk toch altijd naar kinderen? Ik weet toch altijd wat een kind of een groep kinderen doet? Maar observeren is net iets bewuster kijken. Je kiest een moment uit waarover je meer informatie wil. Wat wil je weten en waarom? Van die informatie neem je notities: wanneer en hoelang wil je observeren? Hoeveel kinderen en begeleiders zijn er in de groep? Welke kinderen wil je observeren? Ben je binnen of buiten? Is het een vrije, een begeleide of een zorgactiviteit? Wat doen de andere kinderen op het moment van de observatie van een kind of enkele kinderen uit de groep? Je merkt al snel dat kinderen in de groep onlosmakelijk verbonden zijn met hun omgeving.

Inspelen op interesses

Observeren helpt je om na te gaan wat kinderen boeit. Als je als begeleider begrijpt wat er gebeurt, kan je inspelen op hun interesses en zo meer speel- en leerkansen aanbieden. Want kinderen ontdekken en leren bij als ze iets graag doen, als ze oprecht geïnteresseerd zijn. Als je hen observeert, dan zie je gradaties van ‘Ik zie bijna geen actie bij Georges’ over ‘Hij kijkt vaak weg van zijn spel’ en ‘Ik merk een korte concentratie’, tot ‘Hij is ononderbroken bezig en gaat sterk op in zijn activiteit’. Als kinderen zo intens met iets bezig zijn dat het hen helemaal opslorpt, dan verleggen ze de grenzen van hun kunnen. Ze zijn dus volop aan het groeien en zichzelf aan het ontwikkelen. Als je goed observeert, kan je nadien nadenken over acties waarmee je ervoor kan zorgen dat kinderen erg betrokken met iets bezig kunnen zijn.

Ontwikkeling volgen

Observeren geeft je inzichten in de ontwikkeling van een kind. Je kijkt bewust naar wie het kind is, wat hem of haar boeit, of en hoe hij of zij reageert op andere kinderen. Je focust op de vaardigheden van een kind en wat het kind al kan en doet.

Maar observeren doe je ook om problemen zo vroeg mogelijk te detecteren. Als je bezorgd bent over de ontwikkeling van een kind, dan kan een observatie jouw zorg verduidelijken. Een observatie laat bijvoorbeeld zien dat een kind geen initiatief neemt om te stappen, ook al heeft het de leeftijd waarop kinderen vallen en opstaan en daarmee experimenteren. Of als je merkt dat een kind vaak gefrustreerd is, dan kan je observeren wanneer zich dat voordoet en wat er op dat moment gebeurt.

Observaties delen met de ouders

Hou ook rekening met wat de ouders observeren. Zij zijn de eerste opvoeders en dus de eerste observatoren. Zij kennen de signalen van hun kind van bij de start, en ervaren thuis misschien andere dingen. De gemeenschappelijke verhalen vervolledigen het ontwikkelingsverhaal van een kind. Zo helpen jullie samen het kind groeien. Tijdens de wenmomenten vertellen ouders je hoe ze hun kind troosten, te slapen leggen, eten geven, welke liedjes ze samen zingen of waarmee hun kind graag speelt. Eens het kind in de opvang verblijft, bevorderen de dagelijkse gesprekken met ouders over de ervaringen van een kind, thuis en in de opvang het welbevinden van het kind.

Ouders vertellen bijvoorbeeld dat Turanefe altijd aan zijn linkeroor wrijft als hij moe wordt, of dat ze Roos eerst even wiegen en een lied zingen alvorens haar in bed te leggen. Maar bijvoorbeeld ook dat Daan graag met een pop speelt en Tutku met een mand vol zachte doekjes. Als ouders hun kind ’s avonds komt ophalen, willen ze horen hoe de dag van hun zoon of dochter is verlopen. Dan vertel je over de zorg, de maaltijd, het slapen en spelen. Zo zag je dat Rayan met volle aandacht naar buiten keek en ging je als nieuwsgierige observator naast Lorna zitten om samen naar buiten te kijken. Je wou begrijpen wat haar boeide. Je benoemde de dingen uit de tuin. Je zei ‘bloem’ en Lorna tikte met haar vinger tegen het raam. Je zei ‘kat’ en ze tikte opnieuw tegen het raam en wipte op en neer. Er ontstond een mooie dialoog tussen jullie.

‘Ouders zijn de eerste opvoeders en dus de eerste observatoren’

Acties plannen

Observeren is ook een manier om jouw eigen werking bij te sturen. Door jouw observaties te bespreken met collega’s en ouders, leer je de kinderen nog beter kennen en kan je sneller en gerichter inspelen op hun noden, waardoor het welbevinden van de kinderen verhoogt.

Observeren brengt de kwaliteit van je opvang in kaart. Observaties helpen je te zien wat goed loopt en waar er kansen liggen om jouw aanpak te verbeteren. ‘De maaltijd ervaarde ik vaak als een stressmoment’, vertelt kinderbegeleider Fleur Lagast. ‘Ik wil dat kinderen rustig kunnen eten, maar vaak is het heel druk. Samen met mijn collega’s besloten we om wat er gebeurde voor, tijdens en na de maaltijd te noteren en te fotograferen. We bespraken onze bevindingen tijdens een teamoverleg en planden op basis daarvan acties. Stap voor stap brachten we kleine veranderingen aan, zodat we telkens opnieuw de impact van de verandering observeerden.’ Fleur geeft een voorbeeld: ‘Net voor de maaltijd ruimden we in een hoog tempo alle speelgoed op. We gingen vaak té vroeg aan tafel en we wachtten samen tot het eten werd bediend. We vulden die wachttijd wel op met een babbel of we zongen samen een liedje, maar het bleef een stressmoment voor mij. We werken in een verticale groep, wat wil zeggen dat er altijd kinderen zijn die geen honger hebben, maar die namen mee plaats aan tafel, in een gepaste stoel. Voor de gezelligheid, dachten we toen. Uit onze observaties zagen we dat de kinderen die erbij zaten voor de gezelligheid, het toch niet zo fijn vonden. Hun betrokkenheid was heel laag. Ze keken wat rond, wipten ongedurig in hun stoel en klopten met hun handen op het tafelblad van hun stoeltje’, zegt Fleur. ‘Na alle observaties organiseren we de voorbereiding en de maaltijd nu anders. We kondigen steeds op voorhand aan dat het bijna etenstijd is. Kinderen kunnen hun spel rustig beëindigen of kunnen het speeltje opbergen waarmee ze bezig waren. We brengen samen de ruimte op orde. We schikken potten en pannen netjes in de keuken. We stoppen de poppen in bed, maar laten de bouwsels in constructie staan. Daar kunnen kinderen later verder aan werken. De jongste kinderen eten op een ander tijdstip en spelen rustig verder. Peuters dekken de tafel en leggen slabbetjes klaar. We nemen de tijd om vooraf hun handen te wassen en zo is er een mooie overgang naar de maaltijd. We rollen de bedieningskar binnen op een moment dat we er klaar voor zijn. Als een kind vroeger klaar is dan een ander, dan mag het nu ook de tafel verlaten om rustig een boekje te lezen in de boekenhoek, terwijl de andere kinderen rustig verder eten. Elk kind heeft immers een eigen ritme. Daarop inspelen creëert ook een aangenamere sfeer. Na enkele kleine aanpassingen was mijn stress verdwenen. We maakten een affiche met onze pedagogische visie over de maaltijd op basis van onze observaties. Die affiche is een mooie start om met ouders te praten over wat zij tijdens een maaltijd belangrijk vinden voor hun kind.’

Observeren om te plannen

‘Kinderen observeren, is de basis voor elke dag- of vakantieplanning in de buitenschoolse opvang’, vertelt Luc Arijs, leidinggevende in de buitenschoolse opvang. ‘In een schooljaar zijn er voor de jongste kleuters meerdere instapmomenten naar de eerste kleuterklas en dus een instap naar de opvang. Samen met mijn team starten we in september de instap met een wenmaand. Voor de andere instapmomenten organiseren we een wenweek. We geven de nieuwkomers tijd om kennis te maken met de nieuwe omgeving. Alles is nieuw voor hen: de kinderen, het speelgoed, de ruimte binnen en buiten. Dat alles heeft een grote impact op hun welbevinden. De kinderen die al langer naar de opvang komen, kunnen zelfstandig spelen en zo kunnen de begeleiders tijd maken voor de nieuwkomers. Ze zijn er om ze wegwijs te maken en ervoor te zorgen dat ze zich goed voelen. Als dat goed zit, nemen de begeleiders de tijd om alle kinderen te observeren tijdens hun spel. Met wie spelen ze? Waar en waarmee spelen de kinderen? Wat boeit hen? Over welke talenten en vaardigheden beschikken de kinderen? Na enkele dagen heeft het team voldoende foto’s en notities gemaakt om te bespreken tijdens een teamvergadering. Al die observaties inspireren ons om activiteiten te plannen.’

‘Observeren brengt de kwaliteit van je opvang in kaart’

Diversiteit in beeld brengen

Observeren valoriseert en verrijkt de ervaringen van de kinderen. Het brengt ook de diversiteit in je opvang in beeld: enerzijds de diversiteit van wat kinderen dagelijks opdoen aan ervaringen, anderzijds de diversiteit binnen de groep kinderen zelf. Jef kan duidelijk aangeven dat hij nog honger heeft, Nurya kruipt graag door de ruimte, Adnan geniet vaak van het kijken naar het spel van zijn groepsgenoten. Elk kind wordt gezien vanuit de eigen kracht. Door die kracht te observeren en vast te leggen in woord en beeld kan je de identiteitsontwikkeling bij kinderen ondersteunen. Als je kinderen observeert en daarbij even op een bankje gaat zitten om notities te maken of als je kinderen fotografeert, dan is het goed dat je aan de kinderen vertelt wat je doet en waarom je dat doet. Kinderen vinden het fijn om te horen dat je interesse hebt in wat ze doen. Nadien is het waardevol om jouw verhaal met kinderen te bespreken. Het ondersteunt niet enkel de ontwikkeling van een positief zelfbeeld, maar het helpt kinderen ook om hun ervaringen uit te breiden. Jouw verhaal en de vragen die je daarbij formuleert, inspireren kinderen tot nieuwe ideeën. Jouw waardering voor de dingen die kinderen doen, geven aan dat ze de moeite waard zijn.