Alle leeftijden samen in de groep

Print het artikel

Abonneer je nu op Kindertijd!

Organiseer je jouw opvang verticaal met alle kinderen in één leefgroep, of semi-verticaal of horizontaal, waar de kinderen samenleven met leeftijdsgenoten? Kindertijd peilt naar de voordelen en valkuilen van die verschillende werkingen.

Hoe organiseer je nu het best je opvang? Er is geen eenduidig antwoord, want elke groepsindeling heeft haar sterktes en aandachtspunten of uitdagingen. Beschik je over een aparte slaapruimte? Zijn er voldoende veilige speelzones voor baby’s? Of is er een zone waar peuters met fijner motorisch spelmateriaal kunnen spelen? Is er een plek waar ouders even kunnen zitten, zodat je kan inzetten op het uitbouwen van een vertrouwensrelatie tussen ouders, kinderen en begeleiders?

Als team kies je voor een werking die het best aansluit bij de pedagogische visie en de organisatorische aspecten. Zo is Ilse Cleirbaut (verantwoordelijke groepsopvang Wolkewietje, Berlaar) heel blij dat ze met haar team koos voor een semi-verticale werking. Baby’s spelen, eten en slapen op hun individuele tempo, terwijl peuters dat doen op vaste tijdstippen. ‘Ons spelaanbod bestaat vooral uit open einde speelmateriaal en vraagt gewoon om kinderen te onthalen in aparte leeftijdsgroepen.’ Hilde Schoonbaert (pedagogisch medewerker groepsopvang Sint-Jozef, Wetteren) koos met haar team dan weer voor een verticale werking. ‘We hebben verschillende speelzones in onze ruimte met spelmateriaal op maat van baby’s of peuters. We voorzien tijdens de hele dag ook voldoende begeleide activiteiten afgestemd op de interesses en vaardigheden van baby’s of peuters. Daarnaast slapen de peuters allemaal op eenzelfde moment, dan hebben we een rustige babytijd.’ Lies de Vriendt (onthaalouder in De Kindertuin, Lievegem) werkt steeds met een leefgroep van baby’s en peuters samen: ‘Een verticale leefgroep sluit aan bij het leven in mijn gezin. Mijn oudste dochter zit in het eerste leerjaar en ik zie dat mijn jongste dochter van 2,5 jaar plots veel interesse heeft voor cijfers.’

Kinderen inschrijven, is altijd puzzelen

De begeleider-kindratio is een belangrijke factor voor een kwalitatieve zorg- speel- en leeromgeving. Zowel in een verticale als in een semi-verticale groep kennen de groepsgrootte en de begeleider-kindratio hun limieten. De regelgeving bepaalt niet alleen voor hoeveel kinderen een begeleider verantwoordelijk is, maar bepaalt ook hoeveel kinderen er maximaal in één leefgroep op eenzelfde moment aanwezig mogen zijn.

Dat heeft natuurlijk een impact op het inschrijvingsbeleid. Voorzieningen krijgen aanvragen binnen voor zowel baby’s als peuters. In een semi-verticale werking zal je soms een plaats vrij hebben in de peutergroep, maar geen plek voor een baby. In een verticale werking is er altijd plaats voor een baby of peuter. Maar je wil wel de mix tussen de leeftijden in balans houden, zodat je voldoende kan inspelen op de noden van elk kind. ‘Niet zo eenvoudig’, zegt Hilde. ‘We werken met een wachtlijst, maar ouders zijn echt op zoek naar een plek voor hun kind, en je kan niet kiezen of je nu eerst een baby of een peuter inschrijft.’ Ilse kan soms te weinig baby’s inschrijven: ‘Er moeten eerst kinderen naar school gaan alvorens baby’s doorstappen naar de peutergroep. Het is wat puzzelen, want de kinderen schuiven niet door op een vaste leeftijd. Een kind gaat over wanneer we merken dat het zich tijdens gezamenlijke momenten goed voelt in de peutergroep.’

'Zowel motorische als sociale vaardigheden zijn bepalend voor de overstap naar de volgende groep'

Wennen, instappen, overstappen en uitstappen

Een doordacht inschrijvingsbeleid zorgt ook voor een weloverwogen wenbeleid. Als je er bijvoorbeeld voor kan zorgen dat er maandelijks maar één nieuwe baby komt wennen, dan kan je daar je tijd voor nemen en de wenprocedure op maat uitwerken. In een verticale groep heb je één wenperiode bij de opstart en bouw je een vertrouwensrelatie op met de ouders en het kind tot het naar school gaat. In groepsopvang Sint-Jozef werkten ze vroeger in semi-verticale groepen. Hilde vergelijkt: ‘Wanneer een kind vroeger de overstap naar een andere leefgroep maakte, ging het samen met een begeleider wennen in de volgende leefgroep. Dat was puzzelen, want je wou de babygroep niet onderbemannen.’ In een semi-verticale leefgroep organiseer je meerdere wenmomenten: bij de start in de opvang en bij de overstap naar de volgende groep. Zo’n overstap plan je vooraf, maar wanneer is een kind klaar voor de sprong naar de volgende groep? Is de leeftijd bepalend, of kijk je naar de individuele noden of vaardigheden van het kind? Zo is het bijvoorbeeld geen goed idee om een kind bij de baby’s te laten, omdat het nog niet stapt en het nu eenmaal de gewoonte is dat kinderen pas overgaan als ze stappen.  Niet enkel de motorische mogelijkheden, maar ook de sociale vaardigheden of de vriendschap met een ander kind kunnen bepalend zijn. Elke overgang plan je steeds samen met ouders en begeleiders. De kinderbegeleiders hebben immers een hele weg afgelegd met het kind en de ouders, en het zou jammer zijn als die band helemaal verloren gaat. ‘In Wolkewietje zijn er meerdere momenten waarop de kinderen en begeleiders van beide leefgroepen elkaar ontmoeten in de overdekte binnen- en buitenruimte’, vertelt Ilse. ‘Zo is er van bij de start connectie tussen de twee leefgroepen. Kinderen gaan ook op bezoek bij de andere leefgroep tijdens spel- of eetmomenten. Wanneer we merken dat een kind wel de leeftijd heeft, maar zich nog niet goed voelt in de volgende groep, dan bespreken we dat met de ouders.’

Zowel Ilse als Hilde besteden veel aandacht aan het wennen en aan de transitiemomenten. Of het nu de stap naar een andere leefgroep is of de stap naar school, het welbevinden van het kind staat centraal. Maar als kinderen een groep verlaten, creëer je ook een leegte in de groep. Dus afscheidsrituelen ondersteunen de stap voor de peuter in kwestie, maar zijn ook belangrijk voor de kinderen die achterblijven. Kinderen missen hun vrienden, of het nu voor een overstap is naar een andere leefgroep of naar school.

Vertrouwensrelaties uitbouwen

‘Tijdens de wenperiode, maar ook tijdens de hele opvangperiode, investeer je bij een verticale werking in het uitbouwen van een vertrouwensrelatie met ouders en kinderen. Kinderbegeleiders maken deel uit van het selecte groepje volwassenen dat betrokken is bij het kind’, vertelt Hilde. ‘In een verticale groep verblijven kinderen de hele tijd met dezelfde kinderbegeleiders en kinderen. Zo krijgen kinderen de kans om een intense band met de begeleiders te ontwikkelen, maar er ontstaan ook langdurige en hechte vriendschapsrelaties tussen de kinderen onderling. En in een verticale groep zitten broers en zussen samen.’ Die duurzame relaties zijn belangrijk voor het zelfvertrouwen, het vertrouwen in de wereld, de exploratie en verkenning van die wereld en het ontstaan van een identiteit. Continuïteit van begeleiding is dan ook een aandachtspunt voor beide werkvormen. Je werkt met vaste begeleiders, en zorgt voor niet te veel wissels. Een semi-verticale werking vraagt, naast een wenperiode bij de instap en de overstap, een goede briefing tussen collega’s. Naast een nieuwe wenperiode voor de ouders moeten de nieuwe collega’s het kind en de ouders leren kennen, zodat ouders en kind de transitie niet als een breuk in het samen opvoeden ervaren.

Een plek waar je je goed voelt

Opvoeden doe je samen en dus hebben ook ouders graag een plek om ’s morgens of ’s avonds samen met hun kind in de leefgroep te zijn en een praatje te maken met de kinderbegeleiders. ‘Doordat we onze ruimte anders inrichten, hebben we een beter contact met de ouders’, vertelt Ilse. ‘Ouders komen binnen en gaan even aan tafel zitten voor een babbel met de begeleiders en de kinderen.’

In een semi-verticale groep is de infrastructuur van de binnen- en buitenruimte beter afgestemd op de leeftijd van de kinderen. In een ruimte voor baby’s zal de focus liggen op een sensomotorische omgeving, met voldoende ruimte voor zorg en rust. Terwijl er in een groep met uitsluitend peuters plekken zijn waar die in kleine groepen kunnen spelen en ontluikende vriendschappen kansen krijgen. In een verticale groep moet je ruimte interessant en veilig zijn voor alle leeftijden. Het gaat erom dat kinderen van iedere leeftijd hun plek krijgen om te spelen, te eten of te rusten.

Hoeken, kanten en spelmateriaal

In een semi-verticale groep kan je het aanbod van het materiaal selectiever afstemmen op de noden en vaardigheden van baby’s óf peuters. Samen met haar team maakte Ilse een risicoanalyse: ‘Baby’s hebben de totale vrijheid nodig om te bewegen in de ruimte. Er zijn geen hekjes of parken. We vroegen ons af wat er allemaal kan misgaan. Wat ligt binnen bereik van de kinderen? Welke materialen zijn risicovoller voor baby’s? We hebben ook voor de peutergroep eenzelfde analyse gemaakt. Die opsplitsing volgens leeftijd zorgt ervoor dat je echt op maat van de leeftijd van de kinderen kan werken.’ In een verticale groep is het een zoektocht om de ruimte zo in te richten dat ze voldoende veiligheid én de nodige bewegingsvrijheid biedt aan de baby’s en peuters. ‘Het is een hele uitdaging om een prikkelende ruimte te maken die veilig is voor baby’s én peuters samen’, vertelt Hilde. ‘De baby’s kruipen overal op of onderdoor, zijn heel nieuwsgierig en willen alles aanraken. Al het spelmateriaal binnen het bereik van baby’s moet babyproof zijn. Peuters hebben daardoor minder spelaanbod. Zij hebben nood aan fijne of kleine materialen die vaak risicovoller zijn voor baby’s. Dus het gebeurt dat we een speelzone opsplitsen met een hekje. Zo creëren we een babyzone.’ Lies merkt op dat peuters bewust aan tafel zitten: ‘Peuters spelen vaak aan tafel, omdat de baby’s dan hun spel niet verstoren.’

Een ruimte kan je opdelen in overzichtelijke en herkenbare speelplekken, zoals een laag podium, of een zone die je afbakent met grote kussens of lage kasten. Als je de speelmat voor baby’s niet naast de drukke speelpunten of looproutes legt, creëer je een veilige zone voor de baby’s, zonder dat je die zone met een hek hoeft af te sluiten. Het is belangrijk dat baby’s en peuters vrij kunnen bewegen en voldoende kansen krijgen om samen te zijn. ‘In zo’n babyzone kunnen peuters ook rustig samen met de baby’s vertoeven. Als begeleider observeer je hoe kinderen bewegen door de ruimte en welke plekken je als begeleider nodig hebt voor zorg of voor begeleide spelactiviteiten. Je merkt ook wanneer het beter is om de groep even op te splitsen of om even met de kinderen naar buiten te gaan’, legt Hilde verder uit. ‘Je maakt met je kinderen heldere afspraken. Je spreekt af wat kan, mag en niet mag. Baby’s en peuters met elkaar verbinden, blijft hoe dan ook een belangrijke rol voor de begeleider.’

Kinderen leren uit zichzelf en van de ander

Kinderen zijn nieuwsgierig en gaan voortdurend op ontdekking. Ze experimenteren en verkennen de omgeving door zintuiglijke prikkels te interpreteren en spelen alleen of samen met andere kinderen en volwassenen. In een semi-verticale werking is de relatie tussen kinderen onderling totaal anders dan in een verticale. In een semi-verticale groep spelen kinderen met leeftijdsgenoten. Ze beschikken ongeveer over dezelfde vaardigheden, en elkaar nabootsen ligt meer binnen hun mogelijkheden. Als begeleider zijn jouw dagplanning, zorg, spelaanbod en begeleide activiteiten gemakkelijker af te stemmen op de individuele noden van elk kind. In een verticale groep worden baby’s geprikkeld door het spelmateriaal van peuters, en peuters vinden het op hun beurt fijn om nog eens met babyspullen te spelen. Peuters beschikken over verdergevorderde vaardigheden dan baby’s, en de kans bestaat erin dat ze het spel sturen of domineren. Maar daarnaast zorgen ze graag samen met de kinderbegeleider voor de baby’s. ‘Peuters spelen me na’, vertelt Lies. ‘Als ik de fles geef aan een baby komt er vaak een peuter met een fles en een pop naast mij zitten. En ik merk dat ze me heel goed observeren. Baby’s slapen in de leefruimte tot ze zes maand oud zijn. Als ik een baby in bed leg, merk ik dat er ook een pop in het poppenbedje gelegd wordt.’ Hilde merkt op dat peuters heel gevoelig zijn voor het verdriet van een baby: ‘Het is mooi als je merkt dat een peuter een baby zijn tutje of knuffel geeft, omdat hij verdriet heeft.’

In een verticale groep worden baby’s geconfronteerd met klimmende, rennende peuters, die dan ook nog eens met ballen, verf of kleine spullen spelen. De kans is dan ook groot dat baby’s overprikkeld worden door de actieve peuters of dat een kinderbegeleider baby’s veilig in een afgebakende zone plaatst, of beschermt of afschermt voor peuters. Peuters willen dan weer fietsen, lopen en springen, maar moeten steeds uitkijken dat er geen baby hun rijparcours doorkruist. Anderzijds kijken baby’s graag naar het spel van peuters, en peuters spelen met, en zorgen graag voor baby’s. In een semi-verticale werking worden baby’s geïnspireerd door hun leeftijdsgenoten die min of meer eenzelfde fase in hun ontwikkeling doormaken. In een peutergroep sluit het open spelaanbod beter aan op hun interesses en kan een begeleider het begeleid spel afstemmen op de vaardigheden van de peuters. In een peutergroep plan je meer begeleide activiteiten en zal je sneller de verf op tafel zetten of kunnen peuters bouwen met kleine blokken. Voor begeleide activiteiten wordt de groep soms opgesplitst. ‘We hebben een bewegings- en een creatief atelier’, legt Hilde uit. ‘Die ateliers zijn er enkel voor de peuters. Ze bevinden zich buiten de leefgroep en peuters kiezen of ze deelnemen of niet, want ook in de leefgroepen zijn voldoende speelse uitdagingen voor elke leeftijd.’

Een competente begeleider

Leven in een groep vraagt heel wat sociale vaardigheden van kinderen. De manier waarop de volwassenen en kinderen reageren op signalen bepaalt mee de ontwikkeling van die vaardigheden. Ze zijn nodig om samen te leven en jouw plek in een groep te vinden. Als kind zend je veel signalen uit: je lacht, weent, geeuwt, vraagt ondersteuning en als je begeleider dat allemaal begrijpt dragen die interacties bij tot het ontplooien van je identiteit. Maar tussen het uitsturen van signalen moet je als kind ook rekening houden met de andere kinderen. Dat geldt zowel in een semi-verticale als in een verticale leefgroep. Naast tijd maken voor ieder kind, is het creëren van een samenhorigheidsgevoel in de verticale groep lang niet vanzelfsprekend. De behoeften van de kinderen zijn veel gevarieerder, dus is het voor een begeleider complexer om de verzorgende en begeleidende taken te combineren. Kortom, er is meer creativiteit en meer flexibiliteit nodig. ‘Er zijn voldoende acties of activiteiten die geschikt zijn voor groot en klein’, zegt Hilde. ‘Zo genieten baby’s en peuters ervan om samen te zingen of te luisteren naar verhalen. Begeleiders praten ook sneller met peuters, omdat er makkelijker verbale respons komt. De baby’s pikken heel veel op van die talige interacties.’ Het team van Ilse investeert sterk in onderlinge communicatie: ‘We zetten heel sterk in op de briefing tussen collega’s. We observeren wat goed gaat en wat minder goed gaat, passen de werking aan waar nodig en spelen zo in op de noden van de kinderen. Begeleiders praten de hele tijd met de kinderen. Ik merk dat hun woordkeuzes en verhalen in een babygroep verschillen van die in de peutergroep. In de babygroep benoemen begeleiders veel wat ze doen, in een peutergroep is er wederkerige taal. En je hebt ook begeleiders die beter gedijen in een baby- of peutergroep. In een semi-verticale structuur kan je dus ook meer op maat van een begeleider werken.’

'Continuïteit van begeleiding is een aandachtspunt voor elke werking'

En wat met horizontaal?

In Vlaanderen werken de meeste kinderdagverblijven verticaal of semi-verticaal. Mocht je toch een horizontale werking hebben, dan zal je dezelfde kansen en uitdagingen herkennen als die van een semi-verticale werking, met als opmerking dat er nog een extra overgang van baby- naar kruipersgroep is. Uiteindelijk kies je de werking die het meest aansluit bij jouw pedagogische visie, het team en de organisatorische en infrastructurele mogelijkheden.